Spreij was in een vroeg stadium lid geworden van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland (NSB).
Hij diende als reserve 2e luitenant in het Nederlandse leger. Vanwege het
Ambtenarenverbod dat begin 1933 werd afgekondigd door het tweede kabinet Ruijs de Beerenbrouck,
moest hij de dienst verlaten.
Op 8 februari 1934 richtte de NSB in zijn woonplaats de groep 13 Alphen aan de Rijn op.
Spreij werd groepsleider en was tevens waarnemend groepsleider van de groep Bodegraven.
In 1938 vertrok hij naar Duitsland waar hij zich vestigde in Düsseldorf. In 1939 noteerde
de Nederlandse Centrale Inlichtingendienst hem als leider van Kring 2 Duisburg (Brederode)
van de
Nationaal-Socialistische Bond van Nederlanders in Duitsland (NSBND)
.
Er
bestaat een sterk vermoeden dat hij direct betrokken was bij de operaties
van de Brandenburger tijdens de inval in Nederland mei 1940. Op 30
mei 1941 immers vroeg hij een gesprek aan bij Rost om over de kwestie van
mei 1940 te praten en hij behoorde hoogstwaarschijnlijk tot een van de eersten
die naar Duitsland vertrokken om een SS opleiding te volgen. Tevens werd Spreij veel
genoemd als assistent van
Hubert Köhler
, de leider van Sport en Spel en zo was hij al nauw betrokken bij de
werving voor die groepen.
Na
de capitulatie meldde Spreij zich voor de Waffen-SS.
Hoogstwaarschijnlijk maakte hij deel uit van de eerste groep die
vertrok naar de SS-Ersatzbataillon "Deutschland" in de Freimannkazerne
te München om een militaire opleiding te gaan volgen
nadat Hitler in juni 1940 toestemming had gegeven tot de oprichting van
Westland. Een deel van die eerste groep was betrokken bij de
operaties van de Brandenburger. Eind 1941 vertrok hij naar het
Oostfront waar hij in 1942 gewond raakte om vervolgens in een
hospitaal in Praag te herstellen.
Na
te zijn hersteld werd hij de adjudant van Gottlob
Berger, de chef van het Reichssicherheitshauptamt in Berlijn. Berger had
een belangrijke functie bij de werving van de Waffen SS troepen. In de
herfst van 1942 besloot het Amt VI van het Reichsicherheitshauptamt
op het landgoed Park Sorghvliet in Den Haag een spionnenschool Seehof
op te richten (A-Schule West). Spreij werd de plaatsvervangend commandant
van de school, achter Friedrich (Fritz) Knolle. Feitelijk had Spreij de
dagelijkse leiding over de school. In die periode maakte Spreij kennis met
de dochter van een SS-generaal, zij kregen een relatie.
Op 24 december 1943 trof Knolle
hem in zeer beschonken toestand aan. Spreij ging de volgende dag
met verlof naar Magdenburg waar hij zich zou verloven. Tijdens zijn afwezigheid
meldden 2 cursisten bij Knolle dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan
sexueel getinte handelingen.
Knolle riep hem terug en hij bekende direct. Er volgde een Kriegsgericht. De
beschuldiging luidde dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan homoseksuele
handelingen met cursisten. In eerste aanleg was de uitspraak de doodstraf. In
hoger beroep bij het Oberste Kriegsgericht pleitte Knolle in het voordeel van
Spreij hetgeen hem niet in dank werd afgenomen. (1) Intussen werd
Spreij ingesloten in het Haarense Kleinseminarie dat in die tijd
Polizeigefängnis und Untersuchungs Gefängnis Haaren heette.
Als SS-Hauptsturmführer was hij een speciale gevangene die veel
privileges kende en waarmee de kampcommandant SD-er Obersturmführer
Heinrich Wacker dagelijks gesprekken voerde.
Himmler
bepaalde uiteindelijk dat Sprey de gelegenheid zou krijgen om zelfmoord te plegen.
Een adjudant van Knolle of Rauter zelf bracht hem in zijn cel een revolver en
Sprey maakte een einde aan zijn leven.
”Toen
de bewaker in het tot gevangenis omgebouwde Kleinseminarie in Haaren
op een ochtend in mei 1944 de cel van Co Spreij binnenging, zag hij
hem op de grond liggen. Spreij lag ‘languit in het bloed’,
met een wond in het hoofd. ‘In de nabijheid van hem zag ik een
pistool liggen en wel bij zijn rechterhand op den grond.” aldus Bas
Kromhout – Historisch Nieuwsblad,16-06-2010.
Hij
werd met militaire eer begraven; een overlijdensadvertentie in Volk
en Vaderland deelde mee dat hij bij een oefening met handgranaten
om het leven gekomen was. (2)
1. Perry Pierik, Sicherheitsdienst, Friedrich Knolle, bekentenissen van en SD-officier, 5e druk, p. 117 - 121
2. Koninkrijk etc de jong, deel 6, p. 408
|