Vredesorganisatie Korps Motordienst


In vredestijd was de motordienst een slapende reus. De ware gedaante van de Motordienst kwam pas naar voren bij (voor-) mobilisatie, oproepingen en oefeningen. In vredestijd had ze enkele voertuigen, in mei 1940 had de Landmacht in totaal ongeveer 23.800 motoren en motorvoertuigen waar chauffeurs en motorrijders vor nodig waren. De naam korps Motordienst kwam na de mobilisatie 1939 te vervallen, alleen het depot motordienst verwees nog naar het korps. Het depot was ingericht om de opleidingen voor de chauffeurs, motorrijders, monteurs een een ieder die geschoold moest worden in het motorgebeuren. Zij beheerden tevens het voertuigenpark.

Vredesmissie Saarland 1934/1935


Na WOI was het Saarland als Duitse provincie losgeweekt en (de facto) in Franse handen gekomen. Op 13 januari 1935 zou een referendum worden gehouden of het gebied weer in Duitse handen kon komen. Gelet op de onrust die een en ander met zich meebracht stuurde Nederland, als onderdeel van een internationale troepenmacht, een contingent mariniers die vervoerd moesten worden.

Een detachement van de Motordienst in de periode van 19 december 1934 tot 16 februari 1935 met 13 Ford AA trucks en 4 Ford V8 personenauto's reed naar het Saarland en terug. De ervaringen van deze uitzending waren zeer goed: "Daarbij trok mijn aandacht, bij het vervoer met motorvoertuigen, de snelle en ordelijke wijze waarop het in-en uitladen te Saarbrucken geschiedde, de marschdiscipline, zoowel van de colonne motorvoertuigen, zich verplaatsende op gladde, hellende wegen, als van den marcheerenden troep en de rust en stilte waarmede de ontwikkeling en verplaatsingen in moeilijk terrein gepaard gingen."

Etappen verplegingsautobataljon


Naast het korps was er ook het z.g. Etappen verplegingsautobataljon (E.V.A. Bataljon), dit stond onder bevel van de Etappeninspecteur (E.I.), die op zijn beurt onder de Commandant Veldleger (C.V.) was geplaatst. Het E.V.A. Bataljon had vier compagnieën in Noord Brabant en een compagnie te Rotterdam van waaruit de bevoorrading van de troepen, die voornamelijk in Noord Brabant lagen, werd geregeld.

Organisatie tot 1939


Tot de mobilisatie van augustus 1939 was het Korps Motordienst als volgt ingedeeld:

Eenheid

Locatie tot 1939

Commandant

Staf-KMD.

Haarlem, Ripperda kazerne


1e cie.-KMD.

Haarlem, Ripperda kazerne


2e cie.-KMD.

Haarlem, Ripperda kazerne


3e cie.-KMD.

Apeldoorn


4e cie.-KMD.

Den Bosch


5e cie.-KMD.

Haarlem


Eenheid

Locatie tot 1939

Commandant



1939/1940


Na de algehele mobilisatie van 28 augustus 1939 hield de vredesorganisatie op te bestaan, de compagniën inclusief het personeel werden uit het korps overgebracht naar het depot. De vredesorganisatie van het Korps Motordienst ging dus 1 op 1 over en daarmee hield het korps defacto op te bestaan. Men sprak dus daarna niet meer van 1e cie.-KMD maar van 1e cie.-D.M.d., waarbij D.M.d. stond voor Depot Motordienst. In 1939/1940 werd de term Korps Motordienst nog wel gebruikt, vaak ook de term Motordienst.

Naast het depot werden delen van het personeel alsmede de dienstplichtigen ondergebracht bij het nieuw opgerichtte Autoregiment, de Autobataljons en de CAAT's (zie overzichten KMD).

Bronnen o.a.:
- Herman Roozenbeek, In dienst van den Troep, Bevoorrading en Logistiek van de Kon. Landmacht (2008)