KEPIE MODEL 1928 GRIJSGROEN
De grijsgroene kepie model 1928 was voorzien van garnituur, als biezen, knopen, stormband en de kokarde (zie idioom in rechterkolom).
Bij de grijsgroene versie waren de knopen voorzien van de bekende uniforme heraldische leeuw.
De kokarde was goud/geel- of zilver/witkleurig om een oranjezijden hart. Onder de kokarde zat een lis van 7,5 cm lang, waar aan de onderzijde een knoop was bevestigd. Beiden goud-of zilverkleurig gekleurd, afhankelijk van het legeronderdeel waarbij de militair diende.
Met de invoering van de veldmuts M-1931 (ministeriële Beschikking 13 juli 1931) kreeg elk onderdeel deze veldmuts opgelegd.
De invoering van de veldmuts zou in principe het einde moeten hebben betekend van de grijsgroene kepie.
Vanaf 1931 kon de onderofficier op eigen kosten een kepie kopen en dragen mits dat werd toegestaan door het onderdeel waar hij was ingedeeld.
De kepie werd gedragen totdat de legerleiding daar met legerorder No 465 van 1939 voorgoed een einde aan maakte
door in verband met de mobilisatie het dragen ervan voor het overgrote deel van het leger te verbieden. Desondanks bleef het hoofddeksel populair, vooral bij statiefoto's en als men met verlof ging.
A. De afmetingen van de kepie model 1928 voor wat betreft de hoogte. Opvallend was dat de kepie aan de achterzijde drie centimeter hoger diende te zijn dan aan de voorzijde.
B. De zwarte kepie van een subalterne officier van de militaire administratie. De zwarte kepie werd gedragen bij het zwarte uitgaansuniform.
De zwarte kepie kende een heel eigen schema wat betreft biezen, kokarde, lissen en knopen.
C. Kepie voor
manschappen (soldaten en korporaals) met twee blauwe biezen en een goudgekleurde kokarde van blik. De kepie op de foto is niet compleet, hij mist de stormband en normaliter werd er een regiment nummer op de kepie gedragen, dit naar onderdeel dienstvak staf etc. Dit kon ook een klimmende leeuw zijn.
D. Kepie voor
onderofficieren (sergeant, sergeant 1e klasse of sergeant majoor) met twee blauwe biezen en een kokarde van gele zijde van het eerste regiment infanterie.
E. Kepie voor
adjudant onderofficieren of vaandrig met een blauwe en een gouden bies en een kokarde van gouden torsade; van het tweede regiment infanterie.
F. Kepie voor
subalterne officier (luitenant, kapitein en ritmeester) met twee gouden biezen en een kokarde van gouden torsade; van het 19e regiment infanterie.
G. Kepie voor
hoofdofficier (majoor, luitenant-kolonel en kolonel) met drie gouden biezen en een kokarde van gouden torsade; van het 16e regiment infanterie.
H. Wanneer de kepie werd besteld bij de fabrikant, werd deze afgeleverd in een speciale ronde opbergdoos.
I. Prijslijst voor een kepie van de uniformpettenfabriek Firma A. Hasssing te Amersfoort.
J. De (aankomend) beroepsofficier ontving tijdens zijn opleiding aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) een kepie van rijkswege.
Alsdan kreeg de kepie een CM stempel, hier CM1928.
Na de opleiding werden embleem en garnituur vervangen, passende bij het onderdeel waar hij ging dienen.
K. Een grijsgroene kepie model 1928 van een subalterne officier (luitenant of kapitein) grenadiers met garnituur die terug te voeren valt op de traditie en voorschriften.
(zie
kepie Grenadiers officier).
L. Een grijsgroene kepie model 1928 van een onderofficier (sergeant, sgt fourier, sergeant 1e klasse sergeant-majoor) grenadiers uit de collectie van E. van der Meulen met garnituur die terug te voeren valt op de traditie en voorschriften. (zie overzicht kepie algemeen)
(zie
kepie Grenadiers onderofficier).
Meer info:
PDF, bron: Nationaal Militair Museum (NMM) Soesterberg
Linktip:
Kepie.nl