Korte
en vereenvoudigde schets van de traditie en oorsprong van de
Infanterie van 1813 tot 1940.
- 1813 - Oprichting 22
infanteriebataljons
Met het naderende einde van de Franse overheersing werden vanaf
28 oktober 1813 tot en met 9 januari 1814 in Nederland 22
infanteriebataljons opgericht, die geheel uit vrijwilligers zouden
bestaan. De eenheden van dit beroepsleger waren afzonderlijk
genummerd van 1 t/m 16 Bataljons Infanterie van Linie en
van 1 t/m 6 Bataljons Jagers.
Aangezien
de wervingsresultaten achterbleven werd een aantal bataljons
samengevoegd. Kort daarop kregen de bataljons infanterie van linie
met de bataljons Jagers één doorlopende nummering; 1
t/m 20.
- 1814 - Landmilitie
Inmiddels
waren in Nederland op 18 januari 1814 ook twintig Bataljons
Landmilitie opgericht, dienstplichtigen met een beroepskader.
In
België waren tussen 23 februari en 18 augustus 1814 vier
Regimenten Zuid-Nederlandse Infanterie en twee Regimenten
Zuid-Nederlandse Jagers opgericht, die om dezelfde redenen als de
Noord-Nederlandse werden samengevoegd tot drie Bataljons
Zuid-Nederlandse Infanterie van Linie en twee Bataljons
Zuid-Nederlandse Jagers.
- 1814 - Doornummering
op basis van bataljons
Toen
Nederland en België op 1 augustus 1814 in één
koninkrijk werden verenigd, kregen alle bataljons (ook die in Indië
en de vreemde - Zwitserse en Nassause – troepen in Nederlandse
dienst) één doorlopende nummering.
Ook
werd in het gehele koninkrijk de dienstplicht ingevoerd, waarvoor in
België de 21e t/m 51e Bataljons Nationale Militie werden
opgericht.
De
in het Noorden reeds bestaande Bataljons Landmilitie werden tot
Bataljons Nationale Militie omgedoopt en kregen deels andere nummers.
- 1815 - Samenvoeging van
Bataljons naar Afdelingen
Op
8 oktober 1815 werden alle 68 beroeps- en militiebataljons hier te
lande ingedeeld in zeventien Afdelingen Infanterie, die elk bestonden
uit één beroeps- en drie militiebataljons, elk met hun
oorspronkelijke naam en nummer.
Op
3 december 1818 werd bij iedere afdeling een Depot- en Reservebataljon opgericht.
1819 - Doornummering
opgeheven
Op
19 januari 1819 verloren de Bataljons Nationale Militie hun
doorlopende nummering en werden 1e, 2e en 3e bataljon van de 1e t/m 17e
Afdelingen Infanterie, b.v. 2e bataljon van de eerste Afdeling Infanterie.
De nummering van de koloniale troepen werd ook hieraan aangepast.
- 1828 - Huurlingen naar huis
Op
31 december 1828 werden de laatste huurlingen bedankt, de vier Zwitserse Regimenten Infanterie;
29, Berner Regiment van Jenner;
30, Regiment Infanterie von Ziegler;
31, Regiment Infanterie von Sprecher;
32, Katholisch-Schweitzerisches Infanterie Regiment d'auf der Maur
opgeheven. Ter vervanging daarvan
richtte men op 1 juli 1829 de 18e Afdeling Infanterie, de
Afdeling Grenadiers en twee Bataljons Jagers op.
- 1831 - Reorganisatie
Na
de Tiendaagse Veldtocht werden in 1831 drie afdeling infanterie
opgeheven en vier afdelingen bij andere gevoegd. Bovendien werd bij
vier afdelingen één bataljon over de twee andere
verdeeld. Er bleven dus dus 10 afdelingen over.
- 1830 - Oprichting KNIL
Tijdens
de Java-oorlog (1826 - 1830) werden de Indische troepen
gereorganiseerd en zelfstandig genummerd;in 1830 werden ze volledig
van de Koninklijke Landmacht gescheiden en tot het Koninklijke
Nederlands Indisch Leger (KNIL) verenigd, hoewel die naam pas vanaf 1933 officieel werd gebruikt.
- 1839 - Reorganisatie
Op
8 september 1839 werd de geschonden nummering hersteld en één
afdeling verdeeld, waarna de tien afdelingen elk bestonden uit drie
veldbataljons en een reservebataljon. De Afdeling Grenadiers bleef
uit twee bataljons bestaan. Op 8 september 1840 werden de twee
bataljons Jagers tot de Afdeling Jagers verenigd.
- 1841 - Afdelingen
worden Regimenten (met vier bataljons)
Op
6 maart 1841 verving men de benaming Afdeling door die van
Regiment. Op 15 oktober 1843 werden het 9e en 10e Regiment Infanterie
opgeheven en hun bataljons als derde bataljon bij de andere
regimenten ingedeeld (de bestaande derde bataljons werden vernummerd
tot vierde bataljons), aldus resteerden acht Regimenten Infanterie van vier
bataljons. Op dat moment waren er dus acht Regimenten Infanterie.
Bovendien
werden Regiment Grenadiers en Regiment Jagers, samengevoegd tot
Regiment Grenadiers en Jagers waarvan 1e en 2e bataljon uit
grenadiers en 3e en 4e bataljon uit Jagers bleven bestaan.
1881 - Elke regiment een reservebataljon
Vanaf 14 februari 1881 noemde men bij alle regimenten het Reservebataljon het 5e
Bataljon en kreeg het Regiment Grenadiers en Jagers een 3e Bataljon
dat uit Grenadiers bestond, waardoor de Jagerbataljons weer
vernummerd moesten worden tot 4e en 5e bataljon.
- 1905 - Elf
Regimenten Infanterie
Tussen 1903 en 1905 brachten reorganisaties de regimenten terug van vijf
tot vier bataljons en de hierdoor overtollige negen bataljons met drie nieuwe
bataljons verenigd tot 9e t/m 11e Regiment Infanterie, die dus
ontstaan zijn uit bataljons van de oudere regimenten. Tot 1 april
1903 bestonden er geen mobilisabele onderdelen.
- 1903 - 48
Landweerbataljons
Krachtens
de Landweerwet van 1903 was het land verdeeld in districten, die elk
de dienstplichtigen moesten leveren voor één bataljon.
In geval van mobilisatie werden de dienstplichtigen die niet voor het
op sterkte brengen van de regimenten nodig waren, per district
verenigd in een Landweerbataljon.
Bij
de demobilisatie van het leger werden de Landweerbataljons weer
opgeheven.
- 1912 - Uitbreiding naar 24
Regimenten
Vanwege
de oorlogsdreiging bracht de regering op 7 maart 1913 een nieuwe
Legerwet uit. Ieder regiment van vier bataljons werd opgesplitst in
twee regimenten van twee bataljons, elk genummerd regiment splitste
een regiment af dat 11 hoger genummerd was. Het Regiment Grenadiers
en Jagers werd weer afzonderlijke Regimenten Grenadiers en Jagers.
Vervolgens werden bij alle vier en twintig regimenten een derde
bataljon werd opgericht.
De
bataljons waren in vredestijd wel beneden de sterkte en werden in
geval van oorlog door het oproepen van verlofgangers op sterkte
gebracht, maar de dienstplichtigen hadden enige jaren na hun eerste
oefening automatisch geen mobilisatie bestemming meer.
- 1922 - Depotbataljons
In
mei 1922 werd het aantal bataljons per regiment in vredestijd
teruggebracht en sindsdien had elk regiment de sterkte van één
bataljon (de regimentsschool; het depotbataljon), waarbij al het
dienstplichtig personeel opgeleid werd dat bestemd was voor de drie
bij mobilisatie te vormen bataljons. Er waren dus 22 Regimenten
Infanterie, een Regiment Grenadiers en een Regiment Jagers die altijd
een sterkte hadden van een
depotbataljon. Bij mobilisatie werden oudere
lichtingen opgeroepen zodat de regimenten op oorlogssterkte kwamen;
drie bataljons per regiment.
- 1924 - Vredesregimenten
en garnizoensteden
Voor
1939 vormden drie
regimenten
samen een Infanteriebrigade (Brigade). In Vredestijd waren de 24
regimenten over het land verdeeld in acht Infanteriebrigaden.
Hieronder een overzicht van deze brigaden met
de garnizoensplaatsen en de later, in 1939, daaruit geformeerde
“hoger genummerde” reserveregimenten:
Infanteriebrigade
I te Den Haag met de garnizoensplaatsen
Den Haag
Regiment
Grenadiers en daaruit in 1939 23 R.I.
Den Haag Regiment Jagers en
daaruit 24 R.I.
Leiden 4 R.I. en daaruit 28
R.I.
Infanteriebrigade II te Ede met de garnizoensplaatsen
Ede
10 R.I. en daaruit 34R.I.
Nijmegen 15 R.I. en daaruit 39 R.I.
Ede
22 R.I. en daaruit 46 R.I.
Infanteriebrigade III te Assen met
de garnizoensplaatsen
Assen 1 R.I. en daaruit 25 R.I.
Assen 9
R.I. en daaruit 33 R.I.
Groningen 12 R.I. en daaruit 36
R.I.
Infanteriebrigade IV te Arnhem met de
garnizoensplaatsen
Arnhem 8 R.I. en daaruit 32 R.I.
Nijmegen 11
R.I. en daaruit 35 R.I.
Arnhem 19 R.I. en daaruit 43
R.I.
Infanteriebrigade V te Venlo met de
garnizoensplaatsen
Venlo 2 R.I. en daaruit 26 R.I.
Maastricht
13 R.I. en daaruit 37 R.I.
Roermond 17 R.I. en daaruit 41
R.I.
Infanteriebrigade VI te Breda met de
garnizoensplaatsen
Bergen op Zoom 3 R.I. en daaruit 27 R.I.
Breda
6 R.I. en daaruit 30 R.I.
Bergen op Zoom 14 R.I. en daaruit 38
R.I.
Infanteriebrigade VII te Harderwijk met de
garnizoensplaatsen
Harderwijk 7 R.I. en daaruit 31 R.I.
Amersfoort
18 R.I. en daaruit 42 R.I.
Harderwijk 20 R.I. en daaruit 44
R.I.
Infanteriebrigade VIII te Amersfoort met de
garnizoensplaats
Amersfoort 5 R.I. en daaruit 29 R.I.
Amersfoort
16 R.I. en daaruit 40 R.I.
Amersfoort 21 R.I. en daaruit 45 R.I.
In
geval van mobilisatie, wanneer de regimenten gevuld werden met de drie bataljons
, werd de (vredes) brigade een Divisie en de (vredes)
divisie een Legerkorps. De
depotbataljons werden naar het westen
verplaatst. Op dat moment werd dan een oorlogsorganisatie van kracht.
- 1938/ 1939 Grensbataljons
Toen
in 1938, nadat de eerste oefening in tijd werd verdubbeld, de
lichtingssterkte vergroot werd, liep de vredessterkte van de
regimenten dermate op dat tot de vorming van een tweede bataljon per
regiment werd overgegaan. Deze lichting (depot)bataljons vormden elk
afzonderlijk een grensbataljon, met gelijke naam of nummering als het
regiment van herkomst. Op 7 april 1939 ontstonden zo 24
grensbataljons, die langs de grenzen werden geposteerd.
- 1939 - Mobilisatie
Toen
de Koninklijke Landmacht op 28 augustus 1939 mobiliseerde, werden de
bestaande regimenten eerst gevuld met de laatste lichtingen die niet
in de
Grensbataljons waren opgenomen. De oudere lichtingen kwamen bij
de overige van in totaal zes en veertig regimenten terecht; de
reserveregimenten 23 t/m 46 (hoge nummering). Daarnaast bleven de
Grensbataljons paraat, kwamen er nog enkele
Grenscompagnieën,
bewakingstroepen en kregen de Depottroepen bewakingstaken in het
achterland. De verdediging van het land werd geconcentreerd in
Vesting Holland met daarbuiten de grenstroepen en het IIIe
legerkorps, zie overzichten linker kolom.
Bronnen o.a. :
- H. Ringoir, Gegevens over de traditie der Infanterie (1967)
- H. Ringoir, De Nederlandse Infanterie