Infanterie Regiment bataljonsstaf (39 man)


Tabel voor Regimenten met lage nummers 1-22 RI en Grenadiers en Jagers . . . (zie: Regimenten met hoge nummers; 23-46 RI)

Infanterie Regiment bataljonsstaf (RJ,RGr en 1-22 RI)

Commandogroep, bataljonscommandant, adjudant, gasofficier
2 sergeanten toegevoegd, korporaal tamboer, 4 ordonnans, 2 paardenoppassers (12 man)


8x

Verbindingsafdeling, 1 commandant, 1 rijder van de bok, verbindingswagen met kabelkar; telefoonsectie en optische seinsectie (2 man; zie onder)

Verbindingsafdeling telefoonsectie, 1 commandant, 1 ordonnans; een centrale telefoongroep en 3 telefoongroepen (2 man; zie hieronder)

2x

Verbindingsafdeling centrale telefoongroep, 1 commandant, 3 soldaten; (4 man)

Verbindingsafdeling telefoongroep 1, 1 commandant, 3 soldaten; (5 man)

Verbindingsafdeling telefoongroep 2, 1 commandant, 3 soldaten; (5 man)

Verbindingsafdeling telefoongroep 3, 1 commandant, 3 soldaten; (5 man)

Verbindingsafdeling optische seinsectie, 1 commandant, 1 plv commandant, 9 soldaten; (11 man)

Geneeskundige groep, 2 bataljonsarts, 1 ziekenverzorger, 1 ziekendragers (4 man)

4x

Aministratieve groep, Verplegingsofficier, SMA, sergeant toegevoegd en fourier (4 man)

Specialisten groep, 1 rijwielhersteller, 1 geweermaker, 1 ledergoedhersteller en 1 hoefsmid (4 man)


Korpstrein, 1 commandant, 1 sergeant, 1 menagemeester, 7 rijders van de bok, kok en 2 bijkoks (13 man)







Levensmiddelentrein, 1 commandant, 3 chauffeurs vrachtwagen (4 man)


Goederentrein, 1 commandant, 5 chauffeurs vrachtwagen, 2 reservepersoneel (4 man)




Bij de staf van een grensbataljon was de gewenste personele bezetting (organieke sterkte) als volgt:



Commandogroep:


Bataljonscommandant:
Aan het hoofd van een bataljon stond doorgaans een beroepsofficier, bij voorkeur een majoor.

Adjudant:
De commandant had een adjudant, meestal een luitenant 1e klasse. Zijn taak was de commandant in het veld bij te staan.

Gasofficier:
Bij de commandogroep was een gasofficier verbonden, meestal een luitenant 1e klasse, soms een luitenant 2e klasse.

Sergeant toegevoegd 1:
Bij de commandogroep waren twee toegevoegd onderofficieren, meestal sergeant.

Sergeant toegevoegd 2:
Bij de commandogroep waren twee toegevoegd onderofficieren, meestal sergeant.

Tamboer:
Bij de commandogroep was een tamboer, meestal korporaall, soms een sergeant.

Ordonnans met fiets 1:
Er waren vier ordonnansen voor het per fiets overbrengen van berichten wanneer de telefonische en telegrafische verbindingen wegvielen, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Ordonnans met fiets 2:
Er waren vier ordonnansen voor het per fiets overbrengen van berichten wanneer de telefonische en telegrafische verbindingen wegvielen, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Ordonnans met fiets 3:
Er waren vier ordonnansen voor het per fiets overbrengen van berichten wanneer de telefonische en telegrafische verbindingen wegvielen, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Ordonnans met fiets 4:
Er waren vier ordonnansen voor het per fiets overbrengen van berichten wanneer de telefonische en telegrafische verbindingen wegvielen, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Paardenoppasser met fiets 1:
De commandant had meestal een eigen paard. Het paard had een eigen oppasser die het paard verzorgde.

Paardenoppasser met fiets 2:
Ook de adjudant had meestal een eigen paard. Het paard had een eigen oppasser die het paard verzorgde.



Verbindingsafdeling

De verbindingsafdeling van een bataljon had een telefoonsectie en een optische seinsectie. De telefoonsectie bestond uit een centrale telefoongroep en 3 telefoongroepen.

Luitenant commandant:
De commandant van de Verbindingsafdeling (VbdA) was meestal , meestal een luitenant 1e klasse, soms een luitenant 2e klasse.

Aan de verbindingsafdeling was een verbindingswagen met twee paarden verbonden, bereden door een rijder van de bok die was opgeleid bij een Regiment Veldartillerie. De rijder van de bok was meestal soldaat, soms korporaal.

Verbindingsafdeling telefoonsectie

Aan het hoofd van de telefoonsectie stond een onderofficier, meestal sergeant.

Ordonnans met fiets:
De commadant van de telefoonsectie had een eigen ordonnans voor het per fiets overbrengen van berichten wanneer de telefonische en telegrafische verbindingen wegvielen, meestal een soldaat, soms een korporaal.
Deze ontbrak bij de hogere nummers.

Verbindingsafdeling; telefoonsectie; centrale telefoongroep

De commandant van de centrale telefoongroep was doorgaans een onderofficier, meestal sergeant, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 1:
Bij de centrale telefoongroep waren drie verbindingssoldaten ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 2:
Bij de centrale telefoongroep waren drie verbindingssoldaten ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 3:
Bij de centrale telefoongroep waren drie verbindingssoldaten ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingsafdeling; telefoonsectie; telefoongroep 1

De commandant van de telefoongroep was doorgaans een korporaal. Hij had een legerfiets die was aangepast als kabelrijwiel.

Verbindingssoldaat 1:
Bij de telefoongroep waren vier verbindingssoldaten (bij de hogere nummers drie) ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 2:
Bij de telefoongroep waren vier verbindingssoldaten (bij de hogere nummers drie) ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 3:
Bij de telefoongroep waren vier verbindingssoldaten (bij de hogere nummers drie) ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 4:
Bij de telefoongroep waren vier verbindingssoldaten (bij de hogere nummers drie) ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal. Deze ontbrak bij de hogere nummers.

Verbindingsafdeling; telefoonsectie; telefoongroep 2

De commandant van de telefoongroep was doorgaans een korporaal. Hij had een legerfiets die was aangepast als kabelrijwiel.

Verbindingssoldaat 1:
Bij de telefoongroep waren vier verbindingssoldaten (bij de hogere nummers drie) ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 2:
Bij de telefoongroep waren vier verbindingssoldaten (bij de hogere nummers drie) ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 3:
Bij de telefoongroep waren vier verbindingssoldaten (bij de hogere nummers drie) ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 4:
Bij de telefoongroep waren vier verbindingssoldaten (bij de hogere nummers drie) ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal. Deze ontbrak bij de hogere nummers.

Verbindingsafdeling; telefoonsectie; telefoongroep 3

De commandant van de telefoongroep was doorgaans een korporaal. Hij had een legerfiets die was aangepast als kabelrijwiel.

Verbindingssoldaat 1:
Bij de telefoongroep waren vier verbindingssoldaten (bij de hogere nummers drie) ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 2:
Bij de telefoongroep waren vier verbindingssoldaten (bij de hogere nummers drie) ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 3:
Bij de telefoongroep waren vier verbindingssoldaten (bij de hogere nummers drie) ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 4:
Bij de telefoongroep waren vier verbindingssoldaten (bij de hogere nummers drie) ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal. Deze ontbrak bij de hogere nummers.

Verbindingsafdeling Optische seinsectie

Aan het hoofd van de optische seinsectie stond een onderofficier, meestal sergeant.

Vervangend commandant :
Er was een vervangend commandant, doorgaans een korporaal.

Verbindingssoldaat 1:
Bij de optische seinsectie waren negen verbindingssoldaten ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 2:
Bij de optische seinsectie waren negen verbindingssoldaten ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 3:
Bij de optische seinsectie waren negen verbindingssoldaten ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 4:
Bij de optische seinsectie waren negen verbindingssoldaten ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 5:
Bij de optische seinsectie waren negen verbindingssoldaten ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 6:
Bij de optische seinsectie waren negen verbindingssoldaten ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 7:
Bij de optische seinsectie waren negen verbindingssoldaten ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 8:
Bij de optische seinsectie waren negen verbindingssoldaten ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Verbindingssoldaat 9:
Bij de optische seinsectie waren negen verbindingssoldaten ingedeeld, meestal een soldaat, soms een korporaal.



Geneeskundige groep


Officier van gezondheid 2e klasse:
De commandant van de geneeskundige groep was meestal een Officier van gezondheid 2e klasse.

Officier van gezondheid 2e klasse:
Er waren bij de geneeskundige groep meestal twee Officieren van gezondheid ingedeeld.

Ziekenverzorger:
Aan de geneeskundige groep was een ziekenverzorger verbonden.

Ziekendrager:
Aan de geneeskundige groep was een ziekendrager verbonden. BR />
Allen hadden de beschikking over een fiets.



Administratieve groep


Luitenant commandant:
De commandant van de Administratieve groep was meestal een luitenant eerste klasse, soms luitenant tweede klasse.

Sergeant majoor administrateur:
Aan de administratieve groep was een sergeant majoor administrateur verbonden.

Sergeant administrateur:
Aan de administratieve groep was een sergeant administrateur verbonden.

Fourier:
Aan de administratieve groep was een fourier verbonden, meestal een sergeant fourier.



Specialisten groep

Bij de specialistengroep waren de technisch gspecialiseerde militairen verbonden, waaronder:
Rijwielhersteller:
De rijwielhersteller,meestal korporaal, soms soldaat.

Geweermaker:
De geweermaker,meestal soldaat, soms korporaal.

Ledergoedhersteller:
De ledergoedhersteller,meestal soldaat, soms korporaal.

Hoefsmid:
De hoefsmid,meestal soldaat, soms korporaal.



Korpstrein

De korpstrein viel uiteen in vijf onderdelen; twee patrooncaissons, een munitiewagen en een gereedsschapswagen, een troepenverbandwagen, een keukenwagen met personeel en een proviandwagen. Alle wagens werden getrokken door paarden.
Commandant:
De commandant van de korpstrein was meestal een sergeant.

Plaatsvervangend commadant:
De plaatsvervangend commandant van de korpstrein was meestal een sergeant, hij had tevens het toezicht op de patrooncaissons.

Patrooncaisson 1:
De patrooncaisson vervoerde de munitie voor het bataljon, zowel die voor het pistool, de revolver, de zware mitrailleur, de lichte mitrailleur en het geweer/karabijn. De patronen voor het geweer/karabijn en de lichte mitrailleur waren identiek en uitwisselbaar. De rijder van de bok was meestal soldaat, soms korporaal.

Patrooncaisson 2:
De patrooncaisson vervoerde de munitie voor het bataljon, zowel die voor het pistool, de revolver, de zware mitrailleur, de lichte mitrailleur en het geweer/karabijn. De patronen voor het geweer/karabijn en de lichte mitrailleur waren identiek en uitwisselbaar. De rijder van de bok was meestal soldaat, soms korporaal.

Munitiewagen:
De munitiewagen vervoerde de munitie voor het bataljon, zowel die voor het pistool, de revolver, de zware mitrailleur, de lichte mitrailleur en het geweer/karabijn. De patronen voor het geweer/karabijn en de lichte mitrailleur waren identiek en uitwisselbaar. De rijder van de bok was meestal soldaat, soms korporaal.

Gereedschapswagen:
De gereedschapswagen vervoerde het gereedschap voor de specialistengroep; de rijwielhersteller, geweermaker, ledergoedhersteller en hoefsmid. De rijder van de bok was meestal soldaat, soms korporaal.

Troepenverbandwagen:
De troepenverbandwagen vervoerde het verbandmateriaal voor de geneeskundige groep en kon tevens dienen als gewondenvervoermiddel. De rijder van de bok was meestal soldaat, soms korporaal.

Keukenwagen:
Sergeant commandant:
De commandant van de keukenwagen was meestal een sergeant menagemeester.

Kok:
Aan de keukentrein was een kok verbonden, meestal een soldaat, soms een korporaal.

Bijkok 1:
Aan de keukenwagen waren twee bijkoks verbonden, deze waren meestal soldaat, soms korporaal.

Bijkok 2:
Aan de keukenwagen waren twee bijkoks verbonden, deze waren meestal soldaat, soms korporaal.

Keukenwagen:
Op de keukenwagen zelf bevonden zich de ketel en een groot aantal materialen die bij een keuken pasten, uiteenlopend van een koffiemolen, lepels, zeven, messen, kokskledij tot trechters voor veldflessen. De rijder van de bok was meestal soldaat, soms korporaal.



Levensmiddelentrein

Elke infanterie bataljon had een eigen gemechaniseerde levensmiddelentrein bestaande uit drie vrachtwagens met chauffeur waarin de levensmiddelen konden worden vervoerd.
Commandant:
De commandant van de levensmiddelentrein was meestal een sergeant.

Levensmiddelenvrachtwagen 1:
De chauffeur was afkomstig van het KMD en was meestal soldaat, soms korporaal.

Levensmiddelenvrachtwagen 2:
De chauffeur was afkomstig van het KMD en was meestal soldaat, soms korporaal.

Levensmiddelenvrachtwagen 3:
De chauffeur was afkomstig van het KMD en was meestal soldaat, soms korporaal.



Goederentrein

Ook de goederentrein was gemechaniseerd, bestaande uit vijf vrachtwagens met chauffeur waarin de overige goederen van het bataljon konden worden vervoerd.
Commandant:
De commandant van de goederentrein was meestal een sergeant.

Goederenvrachtwagen 1:
De chauffeur was afkomstig van het KMD en was meestal soldaat, soms korporaal.

Goederenvrachtwagen 2:
De chauffeur was afkomstig van het KMD en was meestal soldaat, soms korporaal.

Goederenvrachtwagen 3:
De chauffeur was afkomstig van het KMD en was meestal soldaat, soms korporaal.

Goederenvrachtwagen 4:
De chauffeur was afkomstig van het KMD en was meestal soldaat, soms korporaal.

Goederenvrachtwagen 5:
De chauffeur was afkomstig van het KMD en was meestal soldaat, soms korporaal.



De indeling bij de hogere nummers was vrijwel identiek, met dien verstande dat de commandant van de telefoonsectie van de verbindingsafdeling geen ordonnans had en elke telefoongroep van de verbindingsafdeling had bij de hogere nummers drie in plaats van vier verbindingssoldaten.