Mathieu Gemmeke woonde sinds sept. 1938 op de Vijzelstraat 74.
Hij
was als inspecteur verbonden aan de politiedienst Amsterdam.
Tevens was hij als reserve-officier verbonden aan het 8e Depot
Bataljon. Op 24-1-1920 werd hij bevorderd tot 2e luitenant, op
24-1-1924 tot 1e luitenant en op 14-12-1938 tot kapitein.
Gemmeke schijnt in de jaren 20
reeds voor het eerst in contact te zijn gekomen met Gerken tijdens
een bezoek aan Berlijn. (Loe de Jong, Koninkrijk der Nederlanden
in de Tweede Wereldoorlog, deel 2, p. 75)
Gerken legde in 1932 opnieuw contact met hem via Fastenrath en Max
van Gelderen. Met Hans Nathan reisde Gemmeke in die periode naar Nordhorn.
Gerken was met hen verder gegaan naar Berlijn. Daar verbleven ze
enige tijd en werkte hij samen met Duitsers aan zijn boek Bommen op
Nederland, dat in 1933 in Nederland verscheen. (verklaring Gerken
d.d. 17-9-1946, CABR dossier van Olst 107772)
Achteraf bezien is de
titel van het boek, de intensieve Duitse samenwerking en de
geschiedenis van mei 1940 (bombardement van Rotterdam en de dreiging
van een bombardement van Utrecht) op zijn zachtst gezegd licht pikant.
Gemmeke en Gerken spraken elkaar na 1932 met enige regelmaat, ze waren
beiden politiefunctionarissen; Gerken in Osnabrück en Gemmeke in
Amsterdam; beiden hadden ze daarnaast een functie/rang bij hun
krijgsmacht; beiden werkten ze daarnaast voor de Duitse Abwehr.
Derhalve ligt het erg voor de hand het handelen van Mathieu Gemmeke
grotendeels te verklaren uit dit contact.
Gemmeke schreef na een bezoek aan Amerika in
1933 "New York en de politie". Tevens vertaalde hij een
boek van L.W. Holmes over corruptie en afpersing. Gemmeke publiceerde in
1933 het boek "Bommen op Nederland".
Gemmeke
organiseerde april 1934 in Amsterdam cursussen voor de
luchtbescherming en gas bescherming in samenwerking met het
technisch-handelsbureau voorheen W. E. Mingramm.
Naast
zijn werk inspecteur van politie Amsterdam, was hij als
reserve-officier verbonden aan het 8e Depot Bataljon. Op 24-1-1920
werd hij bevorderd tot 2e luitenant, op 24-1-1924 tot 1e luitenant en
op 14-12-1938 tot kapitein.
In
augustus 1939 werd hij als commandant van één van de
compagnieën van het 8e Depot Bataljon in Enkhuizen en later
Bussum verantwoordelijk voor de opleiding van de manschappen
van de lichting 1940 die in 1939 onder de wapenen waren gekomen.
Hij was
tevens actief bij allerlei activiteiten waaronder de opening van het
militair tehuis voor de 4e reserve Grenscompagnie in Leiden op 3 juli
1939. Franciscus Josephus Anthonius Gemmeke was commandant van deze
compagnie. Hij was tevens de oudere broer van Mathieu en de vader
van de bekende verzetstrijdster Jos Mulder- Gemmeke (verzetstrijdster
en MWO-draagster) die dan dus een nicht van Mathieu was.
In de
periode voor oktober 1939 had hij M. P. A. E. Lalieu (Emile) en A.
van Olst als agent bij Gerken aangedragen. Lalieu had reeds tijdens
een bezoek aan Frankrijk spionage activiteiten ontplooid. In oktober
lag het uitvoerige materiaal klaar om naar Duitsland gebracht te
worden.
Gezien
zijn aanzienlijke rol in de uniformsmokkel moest Gemmeke aftreden als
inspecteur van politie. Vreemd genoeg bleef hij in functie bij de
krijgsmacht. Op 11 mei werd hij door luitenant Struik gearresteerd en
vastgezet. Kort na de capitulatie trok hij met de Duitsers op,
richting Frankrijk. Na de Westfeldzug ging Gemmeke eerst naar de
Freimann-kazerne Munchen (SS), hij kwam daar bij het het
SS-Ersatzbataillon Deutschland. Daarna kreeg hij een functie bij
de Sicherheitsdienst in Den Haag.
Over de Uniformsmokkel van november 1939 en de rol van Gemmeke daarin.
Recruteerde:
M. P. A. E. Lalieu (Emile) via
Gerken.
A. van Olst
(Deze pagina is nog in bewerking. Derhalve zullen, voor zover noodzakelijk, nog aanvullingen en/of correcties volgen.)
|