Bij elke overvalploeg moesten minstens een gids zijn ingedeeld die de overvalgroep door vijandelijk gebied kon leiden en een Nederlands sprekende persoon die het woord kon voeren; ein orts- und sprachkundige Führer und ein Dolmetscher, zo ook bij de overvalploeg voor Westervoort. Bij deze overvalploeg traden de Nederlanders Oene Aninga en Corrie Pouw op als woordvoerder en gids. Deze tolken en gidsen werden voornamelijk gerekruteerd uit de Duitse tak van de NSB; de NSBND. Vaak waren het Nederlanders, een enkele keer een Duitser die Nederlands sprak. Nadat in afgesloten kampen een korte speciale opleiding, die werd georganiseerd door de Abwehrabteilung II, was gevolgd waren de Nederlanders klaar om op 10 mei 1940 deel te nemen aan de Duitse inval in Nederland. Hoe ging dat in zijn werk?
1. NSBND
Op 20 mei 1939 werd het Duitse district van de NSB formeel
afgesplitst vanwege veranderde Nederlandse wetgeving.
Vanaf dat moment ging de Duitse tak verder als de NSBND
.
De contacten tussen Abwehr en NSB en dus ook de NSBND
bestonden hoogstwaarschijnlijk al geruime tijd (vanaf 1934/1935) maar
na het verleggen van het Duitse vizier naar het Westen, nam Marwede
in september/oktober 1939 samen met Wilhelm Bodens contact op met
Herdtmann; de leider van de
NSBND.
Bodens fungeerde daarna als vaste contactpersoon tussen van de
Abwehrabteilung II
en de
NSBND
en de NSB.
Aangezien de weerafdeling van de Duitse tak van de NSB
(NSBND) vanuit Nederland vanaf 1935 verboden was, ging
deze afdeling verder onder het mom van een Sport &
Spel (S&S) beweging. Deze afdeling stond onder
leiding van Hubert Koehler.
Dat was met name een prima vijver om in te vissen naar
sprachkundige Führer und Dolmetscher.
2. Negentig Nederlanders
Op 5 november 1939 kregen Hauptmann Rudloff en Hauptmann Fleck
van
Canaris
en
Lahousen
de opdracht dat op 7 november bijna 90 orts- und sprachkundige Führer
und Dolmetscher op afroep gereed moesten staan (voor operaties in Nederland).
Canaris
was hoofd van de Duitse Inlichtingendienst en
Lahousen
hoofd van de
afdeling sabotage
van die dienst. Rudloff was op dat moment
verbonden aan de Abwehrabteilung II, Fleck aan AST VIII Breslau.
De afdeling sabotage zocht, meestal via de
Abwehrstellen,
contact met Rijksduitsers die de Nedelandse taal voldoende machtig
waren dan wel Nederlanders die Duitsgezind/ Deutschfreundlich waren, waaronder de NSB en de
NSBND.
3. Bijeenkomst 19 november 1939
Op of vlak voor 14 november 1939 bezocht
Herdtmann
in Berlijn de Abwehrabteilung II
aan de Tirpitzufer (71-74). Over de inhoud van die bespreking
is niets bekend maar Herdtmann
zegde direct toe een flink aantal Nederlandse mannen ter beschikking te stellen
voor de taak de Abwehr in gedachten had. Waarschijnlijk is
daarbij ook uitvoeriger over de rol van de Nederlanders bij
de overvalploegen gesproken.
Die dag stuurde hij een bericht aan de leider van de afdeling Sport
en Spel (S&S);
Hubert Koehler.
De boodschap luidde: "Roep
de S&S leden van kring 4 op voor een alarmoefening op 19 november
1939".
Ook de S&S leden van andere kringen ontvingen
een dergelijke oproep. Telkens waren bij die bijeenkomsten eveneens
een aantal Duitse gezagsbekleders en officieren van de Abwehrstellen
en Abwehrabteilung II in Berlijn aanwezig.
4. Kurt Mirow en Hubert Koehler
Nadat Marwede
Herdtmann
had geplost en duidelijk was geworden dat de
NSBND
mee wilde werken aan de sabotageacties, benaderde Kurt Mirow
Hubert Koehler
voor de verdere invulling van het plan.
Mirow was als de commandant van de
Gruppe II Sabotage Abwehrnebenstelle Koln
direct betrokken bij de voorbereidingen van de aanval op
het westen
en de organisatie rondom de trainingskampen van de Brandenburgers van
Gruppe 3/zbV 800 Abwehrabteilung II
langs de grens met
Nederland in 1939/1940, waaronder Asperden, Arsbeck, Wahn, Linnich en Hausdülmen/ Dülmen.
In januari en februari 1940 werkten Mirow en Koehler
nauw samen teneinde zoveel mogelijk Nederlanders te recruteren en klaar te
kunnen stomen.
5. Actieve werving
Koehler
organiseerde meerdere bijeenkomsten waarbij hij fanatiek mensen
wierf voor de Nieuwe Orde en een cursus militaire vorming.
Degenen die zich hadden ingeschreven, ontvingen na korte tijd een oproep voor
een nieuwe bijeenkomst. Op of omstreeks 17 maart 1940 waren er
bijeenkomsten, o.a. in café Frankenheim en café
restaurant Haus der Deutschen Kunst in Düsseldorf. Tijdens die
bijeenkomsten legden degenen die ingezet zouden worden een eed af:
Ik geloof in het leidend beginsel der NSB.
Ik beloof, mijn volk, mijn koningin, mijn vaderland steeds te dienen.
Ik beloof trouw en gehoorzaamheid aan de leider Mussert.
Ik beloof mij te allen tijde te zullen gedragen zoals een weerman betaamt.
Bovendien beloof en zweer ik, dat van alles, wat ik van heden af hiervoor doen
moet, stipte geheimhouding tegenover iedereen door mij in acht zal
worden genomen.
Verder zweer ik, dat ik over alle zaken die mij bij deze gelegenheid ter
kennis komen, tegenover elkeen, zelfs mijn naaste familieleden,
absoluut stilzwijgen zal bewaren, ook later ten aanzien van alles wat
ik gedaan heb.”
Het eerste deel van de eed was van de hand van Herdtmann, het gedeelte betreffende de geheimhouding voegde F. van der Veen; de secretaris van de NSBND, toe. Daarna vertrokken de aanwezigen naar de trainingskampen.
6. De trainingskampen
Begin maart 1940 waren een aantal trainingskampen ingericht langs de grens
met Nederland. In de kampen werden de leden van de
overvalploegen samen gebracht, opgeleid, c.q. verder geïnstrueerd.
Na de bijeenkomsten van de weerafdeling (S&S) gingen de
geselecteerde Nederlanders ofwel direct naar de trainingskampen dan
wel gingen ze daar begin april 1940 heen. Om en nabij 200 Nederlanders
werden geworven onder het mom van Dolmetscher en/of Ortskundige Führer.
De trainingskampen waar de
Nederlanders verder zouden worden voorbereid, waren afgesloten van de
buitenwereld. Er was voor hen geen mogelijkheid om het kamp te
verlaten. Op de uitgaande post rustte een strenge censuur. Aangezien
Koehler
en Spreij de Nederlandse brieven konden lezen verzorgden
zij die censuur.
7. Valse voorwendselen
De
gedachte als zouden de Nederlanders van niets hebben geweten en onder
valse voorwendselen de kampen zijn ingedreven, is allicht verre van
de waarheid.
Koehler
verklaarde dat hem bij het betreden
van een afgesloten kamp duidelijk werd dat de Nederlanders bij de
overval zouden worden gebruikt.
Tevens is bekend dat er
pasfoto's zijn gemaakt op het adres van de
Abwehrnebenstelle Koln
in Nederlandse uniformen
althans de persoon zou plaats hebben genomen achter een pop in Nederlands
uniform. Ook zijn er maquettes gemaakt om de situaties rondom de bruggen
uit te beelden. In het kader van de voorbereidingen was het logischerwijs
noodzakelijk om het te veroveren object te verkennen. Van enige
Nederlanders is bekend dat zij de bruggen hebben verkend. Het ligt zeer
voor de hand dat veel meer van hen daarbij een rol speelden. Dat velen
naoorlogs hun rol bagatelliseerden is logisch gezien de straffen die
konden worden opgelegd; Mussert, Koehler en
Herdtmann
werden ter dood veroordeeld. Koehler
kreeg gratie zodat zijn straf werd omgezet in levenslang.
8. Overige sabotageacties
Of
er Nederlanders naar het Abwehr opleidingscentrum Berlijn –
Quenzgut of Tegel zijn gegaan voor speciale training met explosieven
e.d. ligt erg voor de hand. Van enkele personen; Auke Damhof, Andries
Christen en John Peulen is bekend of wordt verondersteld dat zij
meewerkten aan het tot zinken brengen van Engelse schepen nadat die
de haven van Rotterdam hadden verlaten. Damhof, Christen en Peulen
zouden daarvoor dan hoogstwaarschijnlijk ook een opleiding hebben
gevolgd.
9. Personen voor overvalploeg Westervoort
De Nederlandse handlangers voor de overvalploeg Westervoort gingen
niet mee met de grote groep in maart 1940.
In maart of begin april 1940 was er een bijeenkomst bij café Koopmans in Elten waar
Hubert Koehler
actief mannen rekruteerde voor de acties die gepland werden voor de op handen zijnde inval in
Nederland onder het motto van een politieopleiding/ WA-opleiding.
Bij de bijeenkomst waren naast de kringleider Jansen ook Verbrugge uit Elten, Alois Geurtse
uit Elten en een Duitse luftwaffe officier Snijders aanwezig. Bij
die gelegenheid meldden Heinrich Wilhelm Jansen jr., Corrie Pouw,
Oene Anninga, Johann Jansen, Jozef en Wilhelm Berendsen, Johan
Wittenhorst, Gerhard Hakken, De Bruin, Christiaansen, Heinrich Grob en nog
twee naderen zich aan voor de opleiding in Duitsland.
Zij kregen enkele dagen later een brief met de uitnodiging om naar Düsseldorf te komen om een opleiding te volgen,"Umschulung" heette het. Ze moesten ondergoed en toiletspullen meenemen. In het restaurant in Düsseldorf was Hubert Koehler aanwezig met Snijders. Snijders deelde de groepjes in. De mannen zaten in groepjes van vier aan een tafel, Koehler en Snijders zaten apart. Pouw zat met Aninga, Hakken en Christiaanse. Telkens werd een groep door een Duitse onderofficier opgehaald.
10. Kamp Hausdülmen/ Dülmen
De groep van
Aninga,
Pouw, Hakken en Christiaanse vertrok naar Dülmen
waar het hoofdkwartier van het X Legerkorps was gevestigd. Ze werden
ingekwartierd bij burgers. Na zes dagen vertrokken zij naar een
inkwartieradres in Hausdülmen.
Een jonge luitenant van ongeveer 21-22 jaar was commandant van het Kamp Hausdülmen/ Dülmen . In het kamp werd geoefend in Duitse uniformen zonder distinctieven. Het KTB X AK (het dagboek van het Duitse tiende legerkorps) spreekt over twee groepen, de ene groep onder leiding van Oberfeldwebel Ernst Herrmann, de andere onder Feldwebel Kurt Thormann, logischerwijs Zug Herrmann en Zug Thormann genoemd.
Het lijkt zeer waarschijnlijk dat in Lager Hausdülmen/ Dülmen nog meer groepen waren ondergebracht, daar is op dit moment echter nog niets van bekend. Voordat het SS-Regiment Der Führer naar het Bereitstellungsgebiet bij de grens vertrok, was het tussen Haltern en Dülmen gelegerd, mogelijk in hetzelfde kamp.
11. 10 mei 1940
In de avond van 9 mei 1940 vertrokken de twee groep met vrachtwagens
richting de grens met Nederland. In Elten (onder aan de Eltenerberg) kregen ze fietsen van SS-ers,
wapens en hoogstwaarschijnlijk kregen ze daar ook de uniformen.
Aan de grens werden ze ontvangen door twee personen in Nederlandse
uniformen die dronken waren.
Vervolgens splitste de groep van Kurt Thormann (Zug Thormann) zich af en vertrok richting Zutphen. De groep Herrmann (Zug Thormann) trok via Didam richting de bruggen bij Westervoort. De Nederlandstalige woordvoerder van de Zug Herrmann, die in Didam in het dagboek van Kaspers sergeant Verkerk werd genoemd, was in werkelijkheid Oene Aninga. Bij de Nederlandse hulppersonen bij de ze twee overvalgroepen waren ook Corrie Pouw, Gerhard Hakken en Christiaanse ingedeeld (de laatste twee mogelijk bij de Zug Thormann).
(Deze pagina is nog in bewerking. Derhalve zullen, voor zover noodzakelijk, nog aanvullingen en/of correcties volgen.)