Home Verhaal Fotoboek Discussiegroep



Overvalploeg Didam
> Situatie Didam op 10 mei 1940

Bronmateriaal
> Kaderlijst NL
> Tijdtafel 9/10 mei 1940

Verhalen en verslagen
> Verslag C.-22 G.B.
> Verslag C.-2-22 G.B.
> Verslag C.-1e-2-22 G.B.
> Verslag C.-3-22 G.B.

> Dagboek Klaas Kaspers
> Dagboek Henk Vernij
> Verklaring H. Vernij
> Verklaring W. Nova
> Verklaring van Zuuren

Kaartmateriaal
> Stafkaart Arnhem en omgeving 1933
> Vuurplan IJssellinie/Westervoort
> Duitse opmars IJssellinie Zuid

Personen
> Sergeant Klaas Kaspers


 

Verklaring reserve 1e luitenant T. Koster



Verklaring afgelegd door de reserve 1e luitenant T. KOSTER, van 8 R.I., in 1940 ingedeeld als Sectiecommandant bij 2-22 G.B., van beroep Hoofd ener school voor B.L.O. wonende Bronbeeklaan 22 te Arnhem, in de 385e Vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 22 Juni 1950.


Op 10 Mei des morgens te ongeveer 2.15 uur meldde zich plotseling een der beide dubbelposten bij mij in mijn kwartier (' t Zwijnshof, red: Zwijnshoofd) te Didam met een briefje, waarin om doorlating werd verzocht voor een groep militairen. Ik sliep toen niet, doch was geheel gekleed en bewapend. Dit briefje zou zijn af gegeven door T .B.O. Ik zag echter dat dit niet de handtekening was van Kapitein Dijkstra, vermoedde meteen onraad en begaf mij onmiddellijk naar de dubbelpost. Ik zag daar in het donker ongeveer 25 man staan. Ze waren per rijwiel uit oostelijke richting aangekomen. Den commandant van deze patrouille heb ik enkele vragen gesteld, welke weet ik niet meer. Hij sprak vloeiend Nederlands, was ongeveer 1.85 m lang en had een bleek, mager en langwerpig gezicht. Ik zeide hem dat ik even zou nazien of hij met zijn mensen kon worden doorgelaten. Doch en door de handtekening op het briefje, dat, naar ik meen geschreven was en niet getypt, en door het feit dat de chevrons op de Nederlandse uniformen van patrouille breder waren dan gebruikelijk was, vertrouwde deze zaak niet. Ik begaf mij ogenblikkelijk naar de telefoon.

Mijn instructie luidde o.m. de afsluiting te stellen en op eigen initiatief te handelen naar gelang de omstandigheden dit noodzakelijk maakten.

Op 10 Mei was om 2.15 de versperring niet geheel gesloten, was slechts ten dele gesteld. Om haar geheel aan te brengen zou ongeveer 20 a 30 minuten vergen. I.v.m. aan- en afvoer was nog een opening gelaten; een autobus zou er nog doorheen gekund hebben

Mijn wacht was sterk 2 mitraiIleurgroepen, ongeveer 20 man. De mitrailleurs waren nog niet opgesteld, doch bevonden zich in de barak.

Het is mogelijk dat ik eerst mijn C.C., Kapitein Seyffardt heb opgebeld, doch met Kolonel Dwars heb ik ook telefonisch gesproken. (T.B.O.)

Ik kreeg de telefonische opdracht de mensen te ontwapenen doch naar ik meen had ik daartoe uit mijzelf reeds bevel gegeven. Ik ben nl. ogenblikkelijk naar de barak gegaan, heb aldaar sergeant Caspers de situatie uitgelegd en hem opgedragen aan beide zijden van de plaats waar de patrouille zich bevond een mitrailleur te plaatsen, aan de oost- en aan de westzijde. Deze opdracht heb ik direct gegeven. voordat ik getelefoneerd heb. Er is omstreeks die tijd zeer veel getelefoneerd. Zo heb ik tot en met moeten telefoneren i.v.m. de afvoer van deze krijgsgevangenen.

Ik heb zelf medegemaakt dat de patrouille ontwapend werd. Zij droegen helmen van Nederlands model. Ze zijn later niet blootshoofds in de autobus gegaan. De wapenen en helmen heb ik alle laten verzamelen. Mogelijk waren, er ook nog gasmaskers. We hebben ze zo snel mogelijk volkomen ontwapend, waarbij ze zeer rustig en correct onze bevelen opvolgden. Ik heb de gezichten van de Duitsers niet gezien toen zij bevel kregen zich te ontwapenen omdat ik het allereerste begin niet heb bijgewoond. Bovendien was het nog schemerachtig. Het was een van de eerste grensoverschrijdingen, waardoor dus van alle kanten om informaties werd gevraagd en door mij meldingen moesten worden gedaan.

Het is mogelijk dat de patrouille een overjas aan had. In dat geval droegen de mannen dan toch geen wapenen onder deze overjas.

Ik wilde de ontwapende krijgsgevangenen zo spoedig mogelijk doen afvoeren, doch ik ondervond hierbij zeer veel moeilijkheden. De burgerij hielp helemaal niet mede, mogelijk uit vrees voor verlies van de auto's, terwijl de vervoergelegenheid van het Bataljon wel te laat aankwam. Toen om ca. 4 uur de vliegtuigen overkwamen waren de ontwapende mannen nog steeds aanwezig. Ik ben hierover razend geweest.

In de instructie stond dat indien wij event. zouden moeten terugtrekken, het vervoer hiervoor geregeld was. De autobus hiervoor was niet bij ons aanwezig, doch elders, ik meen bij Beek in Montferland. Deze zou ons dan passeren en ons dan medenemen. Wij zouden moeten terugtrekken op de IJssellinie naar ik meen ongeveer ten noorden van Doesburg. Na 4 uur is een autobus aangekomen en, naar ik meen, een luxe-wagen met een sergeant en iemand die de autobus kon besturen. Deze bus die, naar ik mij thans meen te herinneren, afkomstig was van het Bataljon, kwam uit het westen.

De Duitsers bevonden zich aan de oostzijde van de versperring, dit i.v.m. het feit dat ik de autobus eigenlijk uit oostelijke richting verwachtte. Aangezien in dat geval de versperring zou moeten worden gepasseerd voor afvoer naar het westen, heb ik haar niet geheel gesloten. Ze is tot het laatste moment zo gebleven.

In verband met de dreigende toestand heb ik ook nog een post uitgezet bij een landweg in de omgeving van 't Zwijnshoofd.

Het inladen van de gevangenen in de autobus verliep rustig. Ik had opdracht gegeven om bij event. verzet de strengste maatregelen te nemen.

Ik ben gegaan naar de post bij de landweg. Het is mogelijk dat de bus met, krijgsgevangenen op dat moment nog niet was afgereden, ik kan mij dit niet meer precies herinneren. Alles ver liep echter zo v1ot, dat ik heb aangenomen dat de bus onmiddellijk vertrokken was, althans direct nadat ik mij naar die post bij de landweg begaf.

Ik heb even met de post gesproken en bevond mij nog bij hem toen wij hoorden schieten bij Luitenant Bergsma, wnd Commandant van de Grenscie, die zich bevond bij het Gemeentehuis van Didam. Vlak daarop kwamen een pantserwagen met motoren met zijspan met mitrailleurs razend snel aanvliegen.

Toen ik mij naar voren begaf kwamen er een paar wilden aanstormen met opgeheven geweer, die mij trachtten aan te vallen. Ik kreeg geen kans tot schieten. Mijn pistool zat nog in mijn tas waarvan de klep open was. Ik kreeg geen kans meer verder naar voren te gaan; ik bevond mij halverwege de tuin die daar achter het huis lag.

Indien de autobus op dat moment, nog aanwezig was, is aft toen toch niet door de pantserwagen beschoten. Er is alleen geschoten bij de Grenscie. Alles verliep ontzettend snel. Wij zijn toen gevangen genomen. wij moesten in de looppas voor de pantserwagen gaan. Sergeant Caspers moest voorop de pantserwagen plaatsnemen met een rood-wit-blauwe vlag. Hij is niet beschoten geworden. Toen wij bij de brug aankwamen, bleek die zich aanvankelijk voordeed als commandant van de Duitse patrouille, dit in feite niet was. Dit was in werkelijkheid een Duitser. Van Kapitein Seyffadrt heb ik geen speciale orders ontvangen.

De betrokken sergeant van de autobus (Dukers) is mij niet door bijzonder gedrag opgevallen.

Sergeant Kaspers heeft zich zeer goed gedragen. Alles wat ik hem opgedragen heb heeft hij uitstekend volbracht.

Hij was het tevens, die met de Hollandse vlag op de pantserauto moest plaatsnemen.


'S-Gravenhage, 22 juni 1950


Opgenomen: Si T. Koster

 
Gebruiksvoorwaarden Copyright 2014-2015 J.F.D. Bruinsma, bijgewerkt op 27 januari 2015