Home Verhaal Fotoboek Discussiegroep

Personen : Sergeant Klaas Kaspers

Sergeant Klaas Kaspers


Sergeant Klaas Kaspers, groepscommandant 4e-2-22 G.B.

Geboortedatum

15-11-1918

Geboorteplaats:

West-Terschelling

Overlijdensdatum

29-12-1942

Verbonden aan:

4e sectie 2e compagnie 22e Grensbataljon

Groepscommandant

4e-2-22 G.B.





> Dagboek Klaas Kaspers



Klaas Kaspers werd geboren op 15 november 1918 te West-Terschelling als oudste zoon van Willem Kaspers en Neeltje Zeeders. Zijn vader was sergeant-torpedist bij de marine gedurende de Eerste Wereldoorlog.

Op zevenjarige leeftijd verhuisde Klaas met zijn 1 jaar oude broertje Meindert, vader en moeder naar Rotterdam. Vader Willem werkte als kapitein bij N.V. Halcyon Line; een werkmaatschappij van August Thyssen. Vanaf 1926 was dat een onderdeel van de TBG (Thyssen-Bornemisza Group) Holdings N.V., een verzameling van diverse ondernemingen, waaronder zee- en binnenvaartrederijen, werven en havenbedrijven.

Klaas doorliep in Rotterdam de lagere school waarna hij de MULO A op 18 juli 1938 afrondde. Op 24 oktober 1938 ontving hij de opgeroep voor zijn militaire dienstplicht. Hij werd toegevoegd aan het 22e Regiment Infanterie in garnizoensstad Ede.
Bij opkomst ontving hij zijn militaire kloffie:
Kledingnummer 420
Geweer 7022 EE
Gasmasker 321
Vullingbus 057630
Patronentas 1087

Vanwege zijn MULO opleiding en mogelijk zijn gedrag in de groep, kwam hij in aanmerking voor de onderofficiersopleiding. In die tijd woonde het gezin aan de Willem Buytenwegstraat 112c en vader was kapitein op de Prins Maurits van de Oranjelijn.

Na het verdrag van München was in oktober 1938 het eerste telegram O uitgegaan, op 11 april 1939 kwam de tweede hetgeen voor Kaspers betekende dat hij met het 22e Grensbataljons de stellingen moest betrekken in de voorposten van het vak IJssel Zuid; het vak ten oosten van de IJssel afgebakend door de grens met Duitsland, de Rijn, de IJssel en in het noorden een lijn vlak onder Doetinchem. Hoofdtaak van de grenstroepen was het signaleren van vijandelijke activiteiten en het stellen van de versperringen bij grensoverschrijding door de vijand.

In eerste instantie bewaakte hij een post vlakbij de grens in Babberich, later dus in Didam bij de versperring in de buurt van de Onze Lieve Vrouwenkerk en cafe het Zwijnshoofd. In de vroege ochtend van 10 mei 1940 was hij de wachtcommandant bij de versperring. Hij ontmaskerde een Duitse overvalploeg waarmee hij kon voorkomen dat de Duitse aanval snel over de IJssel zou trekken. (zie verslag overvalploeg)

Terwijl de overvalploeg naar het achterland werd afgevoerd, reden pantserwagens vanuit het voorland richting de versperring. De sectie van Kaspers moest al snel inzien dat weerstand hopeloos was. Hij werd gedwongen om met de voorste troepen mee te rijden in de richting van Westervoort. Bij de eerste versperring moest men uiteindelijk terug naar Didam.

Kaspers raakte in krijgsgevangenschap (nummer 30392) en kwam na enkele omzwervingen in een Stalag II-D bij Stargard terecht. In zijn dagboek telde hij de dagen van gevangenschap. In het krijgsgevangenkamp sliep men in houten barakken. Er was contact met andere krijgsgevangenen uit Polen, Belgie en Frankrijk. Kaspers beschrijft met name het contact met de Polen waarmee hij het goed kon vinden.

Dat men in het kamp ook probeerde vermaak te vinden blijkt wel uit het stuk in het dagboek over een worstelpartij tussen een Pool en een Hollander. Op 2 juni 1940 ging de joodse militair Joop Braasem (J. van Brasem in het dagboek) in op de uitdaging van een sterke Pool om een wedstrijdje te worstelen. Braasem was een geoefend worstelaar in het middengewicht.

Volgens Kaspers won Braasem de partij maar er zijn ook bronnen die de partij als onbeslist bestempelen. Op dat moment was al duidelijk dat de Nederlanders weer naar huis mochten, het wachten was op een vervoersmogelijkheid. Die kwam op 8 juni 1940 zodat Kaspers de volgende dag in Nederland was.

Nadat hij in juni 1940 uit krijgsgevangenschap was teruggekomen kwam hij bij de opbouwdienst als bewaker van een beute-depot te Leiden. Toen hij pogingen deed om de apparatuur te vernielen, kreeg hij van zijn commandant te horen dat hij kon vertrekken. Terug in Rotterdam, leek het er daarna op dat hij zijn vader naar zee zou gaan volgen. In 1940 en 1941 hij namelijk de opleiding aan de Vakschool voor Civiel Personeel voor de Koopvaardij in Amsterdam waar hij op 10 mei 1941 een diploma behaalde. Op 17 oktober 1941 werd hij nachtwaker bij het museum Boymans in Rotterdam. In die tijd was hij mogelijk al betrokken bij verzetsgroepen. In november 1941 vertrok zijn moeder met zijn jongere broer naar Terschelling. Klaas vond onderdak op de Burgermeester Meineszlaan 63a.

Het moet in die periode zijn geweest dat hij zijn dagboek over de meidagen 1940 heeft opgesteld want het dagboek is geschreven op briefpapier van het museum. Een kladversie was al in zijn aantekeningenboekje opgenomen. Toentertijd of mogelijk al eerder werd hij actief in het verzet. Hij sloot zich aan bij de verzetsgroep de Nederlandsche Volksmilitie (NVM). De NVM was ontstaan uit twee eerdere groepen, namelijk leden van de Joodse voetbalclub De Pechvogels, en een communistisch georiënteerde groep onder leiding van S.Z. (Sal) Dormits, joods communist en veteraan uit de Spaanse Burgeroorlog. De leiding van het NVM lag bij Dormits en de leiding bestond voornamelijk uit communisten.

In Rotterdam waren waarschijnlijk twee afdelingen actief onder leiding van H. Speksnijder en I. Sies, met enkele onderafdelingen. De groepen waren naar de aard van hun activiteiten geletterd: S(abotage)-, K(nok)-, O(psporings) en V(erbreidings)-groepen. Men werkte eveneens mee aan de verspreiding van het communistische illegale blad De Waarheid.

De meeste leden, waaronder waarschijnlijk ook Klaas, werden op 17 en 18 oktober 1942 gearresteerd nadat op het adres van Dormits een kaartenbak van de de leden was gevonden. Na zijn arrestatie kwam hij terecht in het Oranjehotel (Strafgevangenis) in Scheveningen; cel 720. Op 30 november 1942 werd hij overgebracht naar de Wehrmacht Gefangnis in Utrecht. Kaspers werd er van verdacht voor de NVM als wapeninstructeur te hebben gewerkt hetgeen hem op 4 december 1942 de doodstraf opleverde. Op 29 december 1942 werd hij samen met 30 lotgenoten verzameld op de Leusderheide, waarna hij door Duitse kogels het leven verloor.

Zijn lichaam vond men in september 1945, na aanwijzingen van voormalige kampbewakers en de commandant, in een massagraf op de Leusderheide. Op 1 oktober 1945 identificeerde zijn vader het stoffelijk overschot en volgde een begrafenis aan de voet van de Brandaris op Terschelling.

Bronnen:
Terschelling in de illegaliteit Klaas Kaspers 1918-1942, Gerrit van Leunen
Terschelling in de Tweede Wereldoorlog, Johan van der Wal. (2007)
www.kampamersfoort.nl


Kamer tijdens opleiding.

Kamer tijdens opleiding .

.

.

Rust tijdens een mars.

Een luguber stelletje.

Op wacht bij brug bij Bomerskolk, Didam.

Brug bij Bomerskolk, Didam. (object 2176)

Brug bij Bomerskolk, Didam met versperring op de voorgrond.

.

Een melig stelletje.

Het stel van het kippenhok aan de tol.

.

.

Drie gezworen kameraden.

Bij Marie aan de Tol.

Wegversperring bij Ravenstraat Babberich.

Wegversperring bij Ravenstraat Babberich.

.

Een stug partijtje "zwikken".

Post Claes Babberich met bericht.

.

.

.

Gebruiksvoorwaarden Colofoon Copyright 2014-2015 J.F.D. Bruinsma, bijgewerkt op 1 maart 2015